skipToContentskipToFooter

18-09-2024

Gastcolumn: Kwestie van perceptie

G

Wij gaan op verschillende manieren met perceptie om. Wat wij ‘gewoon’ vinden, vinden we soms ‘afwijkend’ en andersom. Enkele voorbeelden:

De wintertijd is eigenlijk onze ‘gewone’ tijd. Als zomertijd zetten we de klok een uur vooruit. De zomertijd wijkt dus eigenlijk af van onze gewone tijd. Wanneer wij echter in de gewone tijd, de wintertijd dus, winterbanden onder onze auto monteren, vinden we die banden in de gewone tijd ‘afwijkende’ banden. En de zomerbanden in de ‘afwijkende’ tijd vinden wij weer gewoon. Wat is dus gewoon en wat is afwijkend?

Mode: vroeger mochten de kleuren groen en blauw bij kleding niet tegelijkertijd gedragen worden. Die kleuren zouden met elkaar vloeken. Daarna kwam een tijd dat dit juist heel vrolijke en harmonieuze combinaties werden gevonden en werden het zelfs gecombineerde huiskleuren van bedrijven.

Nog een voorbeeld. De betekenis die wij toekennen aan de getallen 1 tot en met 3 of hoger. Bij gevaarlijke stoffen zijn klasse 1-stoffen conform de CLP-indeling gevaarlijk en de hoger genummerde klassen minder gevaarlijk. Bij micro-organismen zijn klasse 1-micro-organismen ongevaarlijk en klasse 4 zeer gevaarlijk (denk aan ebolavirus). Dus net andersom dan bij gevaarlijke stoffen.

Bij de weging van de risicogroottes in de risico-inventarisaties is risicogrootte 1 een klein risico en 3 een groot risico. Bij ioniserende straling is voor de stralingshygiënisten het oude opleidingsniveau 4 en 5 relatief laag en 2 en 3 hoog. Bij ontvlambare stoffen is K1 de gevaarlijkste (zeer licht ontvlambaar), terwijl K3 veel minder brandbaar is.

Zoals Albert Einstein al zei: alles is relatief

Wim van Alphen

Hogere veiligheidskundige, arbeidshygiënist, chemicus en microbioloog.

gastcolumn-1.jpg

De betekenis van de cijfers is dus niet consistent en daardoor weinigzeggend en mogelijk zelfs verwarrend. Bekend is dat veel chauffeurs die gevaarlijke stoffen vervoeren, denken dat stoffen in verpakkingsgroep I ongevaarlijk zijn en in verpakkingsgroep III zeer gevaarlijk. Maar het is juist andersom. Wanneer er tijdens transport een ongeluk gebeurt en hier stoffen bij vrijkomen, kan op basis van deze denkwijze van de chauffeurs verkeerd gehandeld worden, met alle gevolgen van dien.

We zouden zaken ook anders kunnen benoemen. Niet met de inconsistente benummeringen maar met woorden zoals ‘groot’, ‘klein’, ‘hoog’, ‘laag’ en termen als ‘veel’ en ‘weinig’. Maar ook dat zijn natuurlijk relatieve begrippen. Neem bijvoorbeeld de termen hoog en laag. Wij in Nederland beschouwen een gebouwverdieping meestal als een verdieping die hoog ligt. Terwijl het woord verdieping suggereert dat die laag is: diep. Feitelijk zijn ver­diepingen dus verhogingen. Merkwaardige invulling dus van het woord verdiepingen.

Bij ‘veel’ denken we dat dit meer is dan ‘weinig’. Maar het volgende klassieke grapje van Wim Kan laat zien dat ook dit niet altijd zo hoeft te zijn. Stel, je hebt nog maar drie haren op je hoofd, dan vind je dat weinig. Maar wat als je drie haren in je soep vindt? Kortom, zoals Albert Einstein al zei: alles is relatief (E=MC2). En daar moeten we het mee doen. Maar eigenlijk is dat ook wel leuk.

Wim van Alphen