skipToContentskipToFooter

Een verkeersplan voor een bedrijfsterrein is nodig om te kunnen voldoen aan de Arbo-wetgeving. 

Hiernaast is het ook belangrijk uit het oogpunt van verzekeringsdekking. Vooral wanneer er vaak werknemers van derden (aannemers, monteurs van machines, schoonmakers) aanwezig zijn, loop je risico's. Je bent immers verantwoordelijk voor iedereen die werkzaamheden op jouw terrein uitvoert.

Verantwoordelijkheden

De Arbo-wetgeving stelt dat de directie altijd verantwoordelijk is voor de veiligheid binnen een bedrijf. De directie moet leidinggevenden aanwijzen die erop toezien dat de intern transportmiddelen volgens de instructies worden gebruikt en dat de verkeersregels worden gehandhaafd.

De bestuurders van de interntransportmiddelen moeten deze op de juiste manier bedienen en de voorgeschreven dagelijkse controles uitvoeren. Zij mogen motorisch aangedreven interntransportmiddelen alleen besturen wanneer zij aan kunnen tonen daarvoor de vereiste deskundigheid te bezitten. Zij mogen geen wijzigingen aan de machines aanbrengen, die de veiligheid van het apparaat kunnen beïnvloeden. Wanneer bestuurders op medische of juridische gronden geen motorvoertuig mogen besturen op de openbare weg, mogen zij ook geen interntransportmiddel besturen.

Stappenplan invoering verkeersplan bedrijfsterrein

  1. inventariseren van:
  2. soorten verkeer: voetgangers, fietsers, intern transportmiddelen, vracht- en personenauto's
  3. reden van dit verkeer: aanleveringen leveranciers, leveringen naar klanten, aan- en afvoer personeel
  4. gebruikelijke en logische routes: vrachtverkeer van bijvoorbeeld ingang naar aanlevering grondstoffen, van expeditie naar uitgang, particulier verkeer naar werkruimten en kantoren, voetgangersroutes, routes intern transport
  5. logische snelheden van de verkeersvormen
  6. opsporen knelpunten in de verschillende routes en tussen de vormen van verkeer
  7. inventariseren aanwezige regelgeving en verkeersregels die van toepassing kunnen zijn
  8. opstellen plan van aanpak om de knelpunten op te lossen, met een tijdspad voor de invoering van de voorgestelde maatregelen

Aanpak

Als eerste moet je de situaties oplossen waarin direct gevaar bestaat voor degenen die hun werk doen. Als er gevaarlijke situaties ontstaan doordat mensen onnodig risico's nemen (bijvoorbeeld: een onveilige route volgen terwijl er wel een veilige route is) dan moet ujehun gedrag aanpassen.

Hiernaast geldt dat zowel medewerkers als bezoekers geweerd moeten worden van potentieel gevaarlijke plaatsen als zij daar bij de uitoefening van hun werk niet hoeven te zijn. Dit moet duidelijk vermeld staan in de regelgeving.

Om dit te bereiken kun je organisatorische en fysieke maatregelen nemen. Organisatorische maatregelen zijn eenvoudiger en goedkoper. Het gaat hierbij om het opstellen van duidelijke regels, het aanpassen van routings, het invoeren of aanscherpen van maatregelen en het handhaven van discipline. Bij fysieke maatregelen moet u meestal in voorzieningen investeren.

Hulpmiddelen fysieke uitvoering

 Je kunt de volgende hulpmiddelen gebruiken:

  • Belijningen in verschillende kleuren om voetgangersroutes, rijroutes, werk- en opslaggebieden en parkeerplaatsen aan te geven. De belijningen en de betekenis ervan moet je ook schriftelijk vastleggen:
  • blauw: verplichte voetpaden marketing op de grond
  • wit: opslaglocaties, voetgangerspaden (indien niet blauw), oversteekpaden
  • geel: rijbanen en parkeervakken intern transport. Duiding op gevaar bij combinatie geel met zwarte arcering
  • groen: vrijhouden om te vluchten, veilige situatiem reddingsmiddelen, EHBO
  • rood: brandbestrijding, verbod (in combinatie met witte arcering)
  • Hekken bij uitgangen van bijvoorbeeld kantoren, kantines en bedrijfsruimten die uitkomen op loop- en rijroutes
  • Aangepaste aanduidingen en belijningen in gebieden waar gewerkt wordt én met intern transportmiddelen wordt gereden. De aandacht voor de werkzaamheden heeft voorrang op het letten op intern transportverkeer. Werkgebieden die aan intern transportroutes grenzen, maar niet door intern transport bereden worden, moet u afschermen van het verkeer.
  • Voorkom dat rijroutes, parkeerplaatsen, voetgangersroutes en dergelijke gebruikt worden voor opslag of het 'even neerzetten' van goederen en materieel.
  • Gebruik, indien nodig, verkeersborden die zoveel mogelijk aansluiten op de officiële verkeersborden.
  • Maak de verkeersregels bekend op borden bij de ingang en/of in een document dat mensen die het terrein betreden standaard meekrijgen.

Beveiligingen en markeringen

Waar nodig moeten u veiligheidsmarkeringen en -tekens gebruiken volgens de ISO 3864 standaard:

  • geel vlak met zwarte letters: aanwijzingen van algemene aard met extra attentie en aanwijzingen ter voorkomen van schades
  • blauw vlak met witte letters: aanwijzing of gebod
  • rood omrand bord met pictogram: verbodsbord
  • rood vlak met witte letters: brandpreventie
  • groen vlak met witte letters: aanwijzingen voor eerste hulp en redding

Voor andere aanduidingen geldt het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens:

  • de markeringen moeten te allen tijde afleesbaar zijn
  • het lettertype en de lettergrootte moeten zijn aangepast aan de afstand waarop gelezen wordt
  • de betekenis moet goed overkomen

Begrippen

Voetgangers

Degenen die zich te voet bewegen. Zij kunnen een handmatig voortbewogen transportmiddel begeleiden (de handpallettruck is een hierbij uitzondering). Voetgangers moeten de aangegeven routes en voetpaden gebruiken. Als die niet aanwezig zijn, moeten zij zoveel mogelijk rekening houden met het overige verkeer. Voetgangers hebben alleen toegang tot die gebieden die met belijning en merktekens als werkgebied of voetgangersgebied zijn aangeduid.

Interne transportmiddelen

Alle hulpmiddelen en machines voor het transport van goederen en/of personen op een bedrijfsterrein en in bedrijfspanden. Handmatig voortbewogen interntransportmiddelen vallen in de categorie ‘voetgangers’. Motorisch aangedreven interntransportmiddelen en handpallettrucks vallen in de categorie ‘transportmiddelen’.

Interntransportmiddelen die ook op de openbare weg gebruikt mogen worden moeten voldoen aan de uitrustingseisen voor tractoren of zelfrijdende werktuigen volgens het Voertuigreglement van de Wegenverkeerswet 1994.

Externtransportmiddelen

Alle vervoersmodaliteiten die zowel op het bedrijfsterrein als op de openbare weg officieel als vervoermiddel gebruikt mogen worden. Bijvoorbeeld: vracht- en bestelauto’s, landbouwtrekkers en fietsen. Externtransportmiddelen die alleen op het bedrijfsterrein gebruikt mogen worden gelden als intern transport.

In- en externtransportmiddelen met verbrandingsmotoren mogen alleen in afgesloten gebouwen rijden als de uitstootwaarde ruim beneden de toegestane waarde blijft (Arbobesluit art. 4.2 en EU-emissie richtlijn NRMM). In de praktijk zullen alleen elektrisch en gasaangedreven transportmiddelen in afgesloten ruimten mogen rijden (beleid arbeidsinspectie). Dit kunt u in het verkeersplan meenemen.

Routing

Voetgangers en interntransportmiddelen moet je zoveel mogelijk van elkaar gescheiden houden. Waar dit niet mogelijk is, dien je aangepaste regels op te stellen zodat er zonder onaanvaardbare risico’s kan worden gewerkt.

Voetgangerszones

Speciaal aangegeven stroken en gebieden voor alleen voetgangers. Voetgangers hebben hier voorrang als zij moeten oversteken en er mogen geen goederen, hulpmiddelen of interntransportmiddelen geplaatst worden. Arbobesluit artikel 3.14.1 en 3 stelt eisen aan voetgangersroutes, vooral aan de waarborg dat zij een veilige ruimte hebben. Omdat looproutes ook als vluchtwegen dienen, moet het veilig gebruik ervan conform artikel 3.7 van het Arbobesluit zijn gegarandeerd.

Rijzones intern transport

Speciaal gemarkeerde gebieden voor alleen intern transportmiddelen. Zo nodig zijn er verbodsborden voor voetgangers. Bij het oversteken van deze zones moeten voetgangers altijd voorrang verlenen aan interntransportmiddelen, Behalve bij een zebrapad. Alleen daartoe bevoegde personen mogen zich in de rijzones intern transport begeven. Bij het vastleggen van de routes moeten onoverzichtelijke situaties zoveel mogelijk worden vermeden. Ook in deze gebieden mogen geen goederen, hulpmiddelen of interntransportmiddelen geplaatst worden.

Routes moeten voldoende breed zijn (zie hiervoor artikel 3.14.1 van het Arbobesluit), op enkele meters afstand lopen van deuren, poorten en doorgangen en tenminste 0,6 m breder zijn dan het breedst beladen voertuig bij éénrichtingsverkeer. Bij verkeer in beide richtingen moet de transportroute minstens 0,9 m breder zijn dan tweemaal de breedte van het breedst beladen voertuig (zie richtlijn AI14 par. 4.2.2*).

Werkgebieden

gebieden waar zowel voetgangers als intern transportmiddelen werkzaamheden verrichten. Bestuurders van het interntransportmiddel moeten door aanpassing van rijsnelheid, rijstijl, overzichtsmogelijkheden en signalen ongevalsrisico’s zo klein mogelijk houden. In deze gebieden mogen alleen medewerkers aanwezig zijn die voldoende instructie hebben gehad over de risico’s en het vermijden van gevaarlijke situaties. Zij moeten bovendien de relevante veiligheidsuitrusting dragen.

Opslaggebieden

gebieden voor de opslag van goederen en materialen. Afhankelijk van de soort verpakkings- of opslageenheid en de manier van afhandeling worden deze gebieden door lopend personeel of door intern transportmiddelen bediend.

Uitgangspunten bedrijfsverkeersreglement

Uitgangspunten van elk bedrijfsverkeersreglement zijn:

  • de Wegenverkeerswetgeving
  • het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, laatstelijk gewijzigd in 1996
  • het Arbobesluit artikelen 3.6, 3.7, 3.14, 3.15 en 7.23
  • de Europese machinerichtlijn
  • de aanbevelingen uit Arbo-Informatieblad nr. 14
  • de eigen risico-inventarisatie van het bedrijf

Aanvullende bepalingen zijn afhankelijk van de specifieke bedrijfssituatie:

  • eigenschappen van goederen
  • intensiteit van het intern transport
  • variëteit aan vormen van intern transport
  • omvang van personenverkeer
  • omstandigheden en situaties met betrekking tot de inrichting van het bedrijfsterrein

Een verkeersplan is nodig wanneer er onduidelijke en dus gevaarlijke situaties zouden kunnen ontstaan.

Een bedrijfsverkeersreglement geldt voor het gehele bedrijfsterrein, dus zowel buiten als binnen de bedrijfsgebouwen. Bestuurders en voetgangers moeten de gedragsregels, de aanwijzingen van verkeersborden en de op het wegdek aangebrachte verkeerstekens opvolgen conform bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

*De Arbo-Informatiebladen (AI) zijn uitdrukkelijk bedoeld als voorlichting en niet als bindend voorschrift of bindende beleidsregel.