skipToContentskipToFooter

Roemenië op vingers getikt voor weigeren btw-teruggaveverzoek

25-09-2020 Containers, pallets en machines worden vaak gehuurd om het logistieke proces te optimaliseren. Nederlandse ondernemingen die deze materialen en machines verhuren, kunnen tegen hinderlijke btw-verplichtingen aanlopen als zij dit in andere EU-lidstaten doen.

Bij de zaak C-242/19 CHEP Equipment Pooling versus de Roemeense belastingdienst, koopt het Belgische CHEP in verschillende lidstaten van de Europese Unie pallets in. CHEP vervoert deze vervolgens naar andere lidstaten om de pallets daar tijdelijk ter beschikking te stellen aan een lokale huurder. De belastingdienst wil echter geen btw terugbetalen over in Roemenië ingekochte pallets.

Voor de verhuur in Roemenië heeft CHEP ook lokaal pallets ingekocht in dit land. Het btw-teruggaveverzoek dat CHEP via de Belgische portal indient voor deze aankopen met Roemeense btw, wordt afgewezen. CHEP had volgens de Roemeense belastingdienst ook eigen pallets uit andere lidstaten overgebracht naar Roemenië en daarmee is volgens de belastingambtenaren sprake van een ‘overbrenging eigen goederen’. Hiervoor had via een lokale btw-aangifte een intracommunautaire verwerving (ICV) aangegeven moeten worden. Btw-registratie in Roemenië was daarom noodzakelijk en de inkoop-btw kon daarmee niet via een portalverzoek in de eigen lidstaat worden teruggevorderd. Deze had verrekend moeten worden in een Roemeense aangifte over het betreffende tijdvak.

Lokale rechter

CHEP is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter, die het Hof van Justitie van de Europese Unie inschakelt om richting te geven. Uit de Btw-richtlijn komt volgens het Hof naar voren dat er geen sprake is van een overbrenging van eigen goederen als deze worden overgebracht voor tijdelijk gebruik door een leverancier die gevestigd is in de lidstaat van vertrek van het vervoer. Met andere woorden: CHEP moet een verwerving aangeven (en dus voor de btw geregistreerd zijn in Roemenië) als dit bedrijf zijn pallets vanuit bijvoorbeeld Duitsland naar Roemenië vervoert, maar niet als de pallets vanuit België vervoerd worden naar Roemenië. Bovendien moet CHEP voor een overbrenging vanuit Duitsland in Duitsland een intracommunautaire levering aangeven en is in dat geval ook in Duitsland btw-registratie vereist.

Het Hof tikt Roemenië op de vingers voor wat betreft de weigering van de teruggave van de Roemeense btw. Een lidstaat mag een btw-teruggaveverzoek via de portal niet weigeren op basis van het feit dat de onderneming voor de btw geregistreerd was of had moeten zijn in deze lidstaat. Dit geldt zolang er geen sprake is, in het betreffende tijdvak, van in de lidstaat belaste leveringen waarvoor door de leverancier btw afgedragen moet worden. Het Hof laat het aan de lokale rechter over om verder te onderzoeken of de goederen uit België of vanuit een andere lidstaat naar Roemenië zijn gekomen. Dit om vast te stellen of CHEP geregistreerd had moeten worden voor de btw in Roemenië.

Gevolgen voor Nederlandse verhuurders

Ook al wijst het Hof koeltjes op de letterlijke tekst van de Btw-richtlijn, de uitwerking hiervan lijkt onlogisch, onwerkbaar en aanzienlijk kostenverhogend. De uitleg van het Hof betekent bijvoorbeeld dat goederen die door een Nederlandse ondernemer eerst tijdelijk aan een afnemer in Slowakije worden verhuurd, om vervolgens daarvandaan vervoerd te worden naar Tsjechië (waar de volgende huurder klaarstaat), voor de verhuurder tot btw-registratie leidt in zowel Tsjechië als Slowakije. Dit is echter niet het geval als de goederen eerst terugkomen naar Nederland, voordat de goederen verhuurd worden aan een onderneming in Tsjechië.

Stiekem lijkt het erop dat de Nederlandse wetgever dit ook niet zo zag zitten. In de Wet op de omzetbelasting 1968 is namelijk slechts het deel van de Btw-richtlijn overgenomen dat ziet op het vereiste van de tijdelijkheid van het gebruik van de goederen in de andere lidstaat, om niet als ‘overbrenging eigen goederen’ gekwalificeerd te worden. Hier lijkt bewust het vereiste dat de goederen steeds vanuit het land van vestiging moeten worden vervoerd, weggelaten te zijn. Een Nederlandse onderneming kan zich hier dan volgens ons ook op beroepen.

De vraag is of de andere betrokken lidstaten hiermee akkoord gaan, gezien het CHEP-arrest. Deze kunnen in elk geval niet het machtsmiddel van het weigeren van de btw-teruggave in de strijd gooien, zolang de onderneming voor het betreffende tijdvak geen btw hoeft af te dragen aan de betreffende belastingdienst. Als sprake is van intracommunautaire verwervingen van goederen in de betreffende lidstaat of leveringen waarvoor de afnemer de btw moet afdragen (verleggingsregeling), kan de onderneming de teruggave via de portal niet zomaar geweigerd worden. Zelfs niet als de lidstaat van mening is dat de onderneming hiervoor lokaal voor de btw geregistreerd moet zijn.

De Roemeense belastingdienst heeft er een handje van btw-teruggaveverzoeken om allerlei redenen te weigeren. Dit is dan ook niet bepaald de eerste keer dat Roemenië wordt teruggefloten door het Hof omdat deze EU-lidstaat de wetgeving naar eigen inzicht heeft geïnterpreteerd ten nadele van een onderneming. Het is dus goed opletten wanneer een teruggave geweigerd wordt door een andere lidstaat. Reageer ook altijd snel. Landen als Roemenië zetten de termijn voor bezwaar zó kort, dat het lastig is op tijd bezwaar te maken.

Dit artikel is geschreven door Ariane van den Berg. Zij is werkzaam bij BTW Instituut in Dordrecht, specialist in internationale btw-kwesties.